We’ve updated our Terms of Use to reflect our new entity name and address. You can review the changes here.
We’ve updated our Terms of Use. You can review the changes here.

Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort

by Grey Aura

/
  • Streaming + Download

    Includes unlimited streaming via the free Bandcamp app, plus high-quality download in MP3, FLAC and more.
    Purchasable with gift card

      €6.99 EUR  or more

     

1.
Introductie 02:04
2.
De morgen was koud en de zeilen stonden strak De wind blies de schepen vooruit met gemak Hun vaderland uit zicht, op de horizon gericht Een noordoostelijke doorvaart door middernachtzon verlicht Twee schepen, één doel Een hartslag vol macht Het vuur der ontdekking Gaf hun zielen de kracht Die nodig was om de koude zeeën te doorvaren En eiland na eiland zonder angst of genade Voor de wezens die het koude noorden bewoonden En voor niets of niemand angst zouden tonen Een reis door de zeeën koud en verlaten Rijkdom of dood in de eeuwige leegte Ze voeren... Gehuld in sluiers van mist verschenen ze aan de horizon Witte zwanen, koud als ijs Maar wat even leek op een teken van leven Was een voorbode van de nachtmerrie die zou komen: Barentsz zag hoe de bemanning versteld stond Deze zwanen van ijs vormden langzaam ondoordringbare velden IJsschotsen van hoog uit het noorden Een stille bedreiging die alles zou kunnen vermoorden Eén foute zet, en alles was verloren Met geduld en moed stuurde Barentsz verder richting het noorden De wind sprak van landen, koud en onbewoond Waar een gelukkige sterveling met een snelle dood zou worden beloond Door de witte klauwen van het einde Die ze van de eeuwige eenzaamheid en kou zouden bevrijden Verder, verder reisden ze De zon ging allang niet meer onder Verder, verder naar het noorden Verder, verder naar het onbekende Verder, verder voeren ze Mist hing rond de zeilen en het dek Verder, verder naar het onbekende Dood en overwinning: hand in hand De mist week opzij En wat leek op land verscheen in de verte Grimmige bergen gehuld in sluiers van koude nevel
3.
Bereneiland 05:34
Vanuit de zee verscheen een land Metershoge ijsschotsen aan elke kant Deden Barentsz vermoeden Groenland te zien Maar achter deze schotsen, tellend in meters meer dan tien Lag een eiland verlaten, zonder menselijk leven Waar alleen de sterkste wezens het recht hadden te overleven Het land gehuld in mist; het noorden door sneeuw bedekt Een wit landschap zonder bomen; eindeloos uitgestrekt De klippen vormden een ondoordringbare muur Maar zelfs dit aanzicht doofde niet het vuur Om te verkennen en op het onbekende af te gaan Een opening te vinden, en met sloep aan land te gaan De helft ging aan land; de andere helft bleef Aan boord het schip en zag hoe de sloep dreef Richting het mistige eiland met kleurloze klippen Uit angst kwam er geen woord over hun koude lippen Achter de rotsen, die ondoordringbaar leken Lag een eindeloos landschap dat de bemanning deed verbleken Geen bomen, geen leven Buiten wat gras en de vogels die boven hun hoofden zweefden De kusten, waar eens walrussen lagen Waren nu stil, koud en leken haast verlaten De vogels verscholen zich hoog tussen de rotsen Waar zij nesten bouwden en neerkeken op de eindeloze ijsschotsen
4.
Keerwijck 02:55
5.
Tweestrijd 05:07
...En dus kwam opnieuw bereneiland in zicht Na een teleurstellende vaart, op het noorden gericht Waar de spanning tot een hoogtepunt was gekomen En waaraan na talloze pogingen niet meer viel te ontkomen Welke koers moest worden gevaren? Welke weg bracht hen langs de minste gevaren? De stuurmannen bespraken woest en luid de lengtegraden Maar bij gebrek aan een oriëntatiepunt, werd er maar geraden Pal noord varen, langs Nova Zembla omhoog Langs de noordkaap van het eiland met een wijde boog Om het vasteland heen om volgens Plancius' raad IJsvrij water te vinden met een warmer klimaat Dit was het doel van beide stuurmannen Maar Rijps stuurman was niet zo zeker van de plannen Van Barentsz om een hogere breedtegraad te zoeken Wanneer zij Nova Zembla zouden bereiken Voor de stuurman van Rijp was een val in Vajgatsj niet te ontwijken En zo zouden beide schepen hun eigen koers varen Ze verdwenen in hetzelfde mistgordijn van waaruit zij gekomen waren De wind werd alsmaar kouder; weken van de korte zomer waren verspild De tijd drong, en de wind bracht de eerste tekenen van de herfst met een ijzig gegil
6.
De wind blies, en De Windhond voer verder meer dan twee weken lang was er geen enkel teken van land Het vierkante, logge schip kwam moeizaam vooruit over de eindeloze open zee IJsvelden vanuit het noorden verschenen Zo nu en dan maar werden ontweken De eindeloze leegte van het noorden Windvlagen die de harten van de bemanning doorboorden Woest geweld van alle kanten Grote ijsschotsen joegen angst aan bij de passanten Toen zij verschenen vanuit de mist Kon de bemanning maar met moeite een accurate beschrijving geven Deze gigantische oude ijsrotsen leken boven het water te zweven Dapper en vol moed voeren zij De winter was nabij Dapper en vol moed reisden zij Land kwam dichterbij
7.
Kruiseiland 01:26
8.
Op 6 augustus rondde Willem Barentsz Kaap Nassau De wind was gedraaid en het schip maakte vaart Maar opnieuw stonden zij oog in oog met een tegenslag Toen zij kaap Troost bereikten op de volgende dag De wind was opnieuw gedraaid en nu zaten zij vast Donkere wolken hingen hoog boven de mast Ontelbare ijsschotsen lagen in het zicht Natte sneeuw viel uit de donkere lucht Nergens konden zij beschutting vinden Tegen de storm die ze genadeloos zou kunnen verslinden Barentsz besloot het schip vast te leggen Aan één van de ijsschotsen op de woeste zee Zo hoopten ze beschutting te vinden En met het ijs mee te drijven Verscholen achter een muur van tientallen meters hoog De bemanning raakte in paniek Nadat ze ondervonden dat hun ijsschots als enige stil bleef liggen Op het alsmaar sneller bewegende tapijt van ijs
9.
Na een hevige strijd bereikte Barentsz eindelijk de Oranje Eilanden En aanschouwde hij een koninkrijk van bevroren glorie Er was geen warmte meer aan boord van het schip Geen vogels op de klippen van het eiland Geen ijsberenjacht hield de bemanning meer tevreden Alles in het noorden bestond uit ijs De zee was daar bevroren, koud en grijs Ook richting het oosten konden ze niet gaan En daarmee was hun laatste hoop op een ijsvrije Karazee vergaan Ze besloten richting het zuiden te gaan en langs de kust te reizen Door een aantal ijsvrije baaien te varen, steeds verder van het ijs vandaan Zodat ze vanuit het zuiden naar het oosten konden sturen En hun schip zo zouden bevrijden uit deze gevangenis van eindeloze, ijzige muren Wat ze ook probeerden, de wind blies ze terug Het ijs kwam dichterbij en leek alles te blokkeren De tijd begon te dringen, de zee lag niet meer open Een terugreis onvermijdelijk, de zomer afgelopen Het water om ze heen begon nu te bevriezen Langzaam werd het duidelijk dat ze zouden verliezen In hun strijd tegen de winter en de klauwen van het ijs Het eiland trok ze naar zich toe en verwelkomde ze in zijn paleis Van eeuwige dood en eeuwige kou Een overweldigend aanzicht, zo beangstigend en grauw In de verte klonk een grommend geluid Zo angstaanjagend, het kroop onder hun huid En werd gevolgd door een stilte die uit het niets was verschenen Het geluid van de golven en zee was plotseling verdwenen Ze voelden zich zo angstig, zo verloren Hun schelle stemmen waren het enige wat ze nog konden horen Maar toen klonk het geluid opnieuw: een valse symfonie Een dode stem van angst en pijn zong zijn melodie En echode over het landschap dat nu wit geworden was Alles was nu van ijs, glinsterend als glas
10.
11.
Met hellebaard of musket in de hand Bewogen de mannen zich moeizaam voort Over het grijze landschap van Nova Zembla Het ijzige, dode, nieuwe land Op weg naar de stammen van dennenhout Afkomstig uit het gigantische drijvende woud Uit Siberische grond door het water gerukt Dat in de vroege lente het ijs doorbrak Stroomde het mee met de Jenisej en de Ob Tot ver naar het noorden dreef elke tak En elke stam tot de oevers van de rivieren Waar ze het grijze landschap met hun groene naalden versierden De sleden drukten diep in het ijs Pas vier balken verzameld bij het vallen van de avond De eerste dag was al vroeg voorbij Spoedig zou de zon verdwijnen; de herfst was nu voorbij In een gevecht tegen de tijd tilden ze de balken en de zon Die met zijn laatste zwakke stralen het land verlichtte In de mist bewogen witte wezens, hongerig en kwaad Hun kwijlende bekken open, een beangstigend gelaat Het bloed bevroor in de aders van de mannen Die met hun laatste kracht hun onderkomen bouwden Een Behouden Huys: hun enige hoop om de winter te overleven Aan boord lagen de zieken, trillend van de kou De winter nam hun levens, maar zij toonden geen berouw De timmerman stierf 's nachts; lang voor dag en dauw Maar volgens Barentsz en Van Heemskerck was er geen tijd voor rouw Zijn rustplaats was een rotskloof, dichtbij de kust Waar zijn onbegraven lichaam tot op heden rust Ze bedekten hem met kiezelstenen van het strand En ze vervloekten dit duistere, koude eiland Onder een ondergaande zon sleepten ze de stammen Langs de dode oevers Om voor brandstof te zorgen in de koude wintermaanden Wanneer licht en hoop zouden verdwijnen Hun hamers op de spijkers: het enige geluid Zelfs de zachtste fluister echode luid Over een landschap zonder enig menselijk leven Waar alleen wezens uit de donkerste schaduwen konden overleven De wind blies door het magere geraamte van hun huis Waarvan ze de kieren probeerden op te vullen met aarde Maar de ijzige grond was hard als steen En zou zelfs niet dooien door de warmste vlam Noodgedwongen offerden ze delen van hun schip op Om hun huis af te maken Hun onderkomen Hun toevluchtsoord Hun Behouden Huys
12.
De contouren van hun vastgevroren schip onder de bevriezende hemel Waren een indrukwekkend aanzicht Voor de mannen die zich als nauwelijks zichtbare schimmen over het land voortbewogen Boven hun met bont beklede hoofden dansten gekleurde vlammen in een ijskoude sterrenhemel; Het enige beetje kleur in dit koude winterlandschap Vanaf 24 oktober was hun huis bewoond Nadat ze dagen hadden gewerkt, werden zij beloond door de warmte die hun kleine huis hun schonk Terwijl het landschap buiten langzaam in de duisternis verdronk De sloepen werden dichter naar het huis gebracht En Van Heemskerck gaf een aantal mannen de opdracht Met hem mee terug naar het schip te gaan; Om zeilen te halen en het koude weer te doorstaan De kou kroop door de muren van hun huis En legde een bevroren condenslaag op ieder object Het tikken van hun klok was gestopt; alles was bevroren Vergiftigde longen Happend naar adem Zwak en verlamd Zwak en verlamd
13.
Winterkou 00:40
14.
Bedrog 06:44
Met trillende ledematen zaten ze om het vuur Maar het genot van de warmte was slechts van korte duur Want de kou kroop over hun schouders en hun ruggengraten En vertelde hun hoe alle hoop hen zou verlaten Met blauwe plekken rond hun gewrichten staarden de mannen vanuit hun kooien Naar hoe de houten muren langzaam veranderden in tralies van ijs In een zelfgemaakte gevangenis Zaten ze opgesloten en verlaten Scheurbuik en uitputting Verslonden de zwakken langzaam van binnenuit Terwijl de duisternis zich als een sluier over ieder object had geworpen Verscheen er vanuit het niets een rood licht aan de sterrenhemel De lente kwam nog lang niet en de kou bleef persistent En ook al waren ze aan bevroren ledematen inmiddels wel gewend Was hun afnemende hoeveelheid brandstof een verontrustend feit En een voorbode van een onmenselijk zware strijd Met sleden naar de kusten op bevroren voeten Met trillende benen zouden ze de koude wind opnieuw begroeten Onder een illusionaire zon, tussen leven en dood Sleepten ze opnieuw de stammen zwaar en groot Met bevroren vingers trokken ze de sleden En trok de kou ze stap voor stap verder naar beneden Maar hun vermoeide ogen hadden zich gericht Op het in de verte brandende rode licht
15.
16.
IJshoek 03:37
Met de wind aan bakboord zeilden de boten langs de kust omhoog Langs een landschap dat zelfs gedurende de wildste stormen nauwelijks bewoog Omringd door muren van ijs en sneeuw voeren ze vooruit Hun hoofden geheven: dapper, vol moed Maar de brullende wind bleef het enige geluid Bij het vallen van de avond kwam IJshoek in zicht, de noordelijkste kaap (van Nova Zembla) Bij het horen van het nieuws kwam Barentsz omhoog en zag hij daar in de mist De grijze contouren van het land waar hij vier jaar geleden al eens was geweest In tweeën gekliefd door een brede gletsjer, ze voeren langs de kop van het beest
17.
Ziekte 01:03
18.
Gevangen in een hevige storm Zonder onderscheid tussen dag en nacht Op 17 juni was de storm het hevigst En leek hun laatste uur te zijn geslagen Op zoek naar een uitweg, keken Van Heemskerck en De Veer Naar het labyrint van ijs, versluierd door het slechte weer Ze zagen de kust, het veilige ijs Als ze dit niet levend zouden bereiken, was dit het einde van hun reis ''Een ghedrenckt Calf is goet te waghen; mijn dood zal de minste gevolgen hebben.'' Met een stevig touw in zijn bevriezende hand Klom hij over de schotsen, op weg naar land Zodat hij het schip ernaartoe kon trekken; zijn maats zou kunnen bevrijden Bereid om te strijden, hij voelde de kou in zich snijden ''Toen ik eenmaal de kust had bereikt, keek ik omhoog en zag ik hoe mijn maats naar mij zwaaiden. Ik riep naar ze, maar de wind overstemde alles. Ik bond het touw om een stevige hoop ijs en wachtte bevend tot mijn maats aan land waren'' Langs de kust leegden ze de sloepen En brachten ze de zieken aan land Ze haalden de boten leeg en sleepten ze met hun laatste kracht op de kust Barentsz en Andriesz lagen op het ijs En staarden naar de grijze lucht De wind hield niet op met zijn ijzige gekrijs Ze konden niet meer terug; de dood zou ze komen halen Op 20 juni, de derde dag Die ze doorbrachten langst de kust Werd het duidelijk dat Andriesz het niet zou redden Zijn levenslust door scheurbuik uitgeblust Ook Barentsz zei dat hij niet lang meer had Dat hij ook stervende was De bemanning had dit niet verwacht, Maar hun raadsman zou heengaan, nog voor het vallen van de nacht ''Nu was de ramp ten top, de ellende 't hoogst gestegen: Daar lag hun raadsman neer! Zijn kille lippen zwegen! Geen enkel woord van troost, dien hij zo dikwijls sprak, Ontging zijn bleeken mond, nu alle troost ontbrak. Reeds roept de koude haard om toevoer van het vuur; Reeds blijft de tafel leeg, al slaat het etensuur; Reeds is het vat verstookt, waarin zij 't vleesch bewaarden. Nog brak geen morgen aan, hoe ver en lang zij staarden; Nog bleef het rondom nacht. De ellende groeit, de vrees Verdubbelt met den nood, die elken morgen rees. De hoop heeft uit; de wanhoop klimt; de dorre handen Slaan wringend zich ineen; de kaken klappertanden; De kou en de armoê slopen 't ligchaam met elkaar. Reeds zinkt er meer dan een naast Barends op de baar Reeds is het uur nabij, en 't uitzigt doet hen beven, Dat een (wie zal het zijn?) al de andren overleven – En eenzaam worstlen zal met nog geduchter nood... Zij strekken de armen uit en bidden om den dood.''

about

‘Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter wereld noyt soo vreemt ghehoort’ is a nearly one-and-a-half-hour long journey through the icy regions of the Arctic. It is a double concept album that follows Dutch explorer Willem Barentsz (1550-1597) on his third and final voyage to find a north-eastern passage to Asia. It captures the longing and struggles of a mostly nameless crew, as they fight against the relentless forces of nature.

Recorded in 2013 - 2014 in Wijk bij Duurstede (Utrecht), Odijk (Utrecht) and Ommeren (Gelderland)

credits

released November 10, 2014

Ruben Wijlacker - Vocals, Guitars, Bass, Lyrics, Effects, Foley, Sound Design, Drums
Tjebbe Broek - Guitars, Bass, Effects, Foley, Sound Design
Wessel Reijman (LASTER) - Guest vocals on 'Een bevriezende zee' and 'Nu alle troost ontbrak'
Sagitte de Ruigh - Violin on 'Tussenspel I: Vorst'
Menno de Groot - Voice of Gerrit de Veer
Arie Vermeer - Voice of Willem Barentsz
Erik van Esch - Voice of Jacob van Heemskerck
Koen Makkelie - Voice of various characters
Maxim Slepica - Voice of Russian sailor

Mixed by Ruben Wijlacker at Luchtkasteel Studio
Mastered by Floris Hagemans at Studio Hagy
Drums engineered by Sybren Roefs
All other recordings engineered by Ruben Wijlacker

Last fragment of lyrics taken from Hendrik Tollens (1780 - 1856): De overwintering der Hollanders op Nova Zembla
Artwork from the collection of Nasjonalbiblioteket Norge

license

all rights reserved

tags

about

Grey Aura Utrecht, Netherlands

Gesamtkunstwerk Club. Feverish modernists.

www.greyaura.nl

contact / help

Contact Grey Aura

Streaming and
Download help

Redeem code

Report this album or account

If you like Grey Aura, you may also like: